In het onderzoek naar het verhaal van Jantien Martens, kwam ik het Hengstenboek van Jan Warringa tegen. Warringa zijn achter-achterkleindochter, Aagtje Gossen, heeft het boek in haar bezit. Aagtje is ook de achter-achterkleindochter van Jantien Martens. En Jantien haar tweede man, Egbert Warringa, was de broer van Jan Warringa. Volgt u het nog?
Jan Warringa (1843-1910) en Jantien zijn generatiegenoten en dorpsgenoten. Sinds 1880 woont de familie Warringa in Buinen. Ze huren een boerderij en flink wat land erbij. In 1896 begint Jan een hengstenhouderij. Van mei tot en met juli kunnen de merries gedekt worden door hengsten met namen als Nobel, Botho, Focko en Alfonse. In een dik langwerpige boek van 10 bij 34 cm houdt landbouwer Jan Warringa nauwgezet zijn administratie bij.
De eerste bladzijde van het Hengstenboek is een collage met een afbeelding van het schilderij van de stier van Paulus Potter, plaatjes van paarden, bloemen en een verwijzing naar het 25-jarig huwelijk van Jan Warringa met Jantien Oldebeuving. Dan begint de administratie, opgetekend in een prachtig handschrift, van de mensen die in 1896 hun merries naar de hengst van Jan Warringa hebben gebracht. De merries komen uit Buinen en omliggende dorpen maar ook van verder weg, uit Westerbork en Anderen bijvoorbeeld. Jan wisselt zijn adminstratie af met advertenties uit de krant waarin zijn hengst geadverteerd wordt: “Dekgeld 4 gulden. Zondags wordt niet gedekt.”
Op 5 juni 1898 maakt Jan de balans op van zijn levende have: 8 paarden, 36 koeien, 15 varkens en maar liefst 72 schapen. Minitieus zijn de uitslagen van een Landbouwtentoonstelling in Emmen, gehouden in 1905, genoteerd. Van alle 25 categorieën, variërend van hengsten tot melkgevende vaarzen en van drachtige varkens tot hoenders, worden alle prijswinnaars opgenoemd. De deelnemers komen uit heel Drenthe, het moet een grote happening zijn geweest. Jan wint een 2e prijs in de rubriek ‘Rammen Drentsch Ongehoord’: de prijs is 2 gulden en 50 cent.
Het Hengstenboek van Jan Warringa geeft een uniek inkijkje in het Buinen van rond de eeuwwisseling. Het roept een beeld op van een dorp waar dieren een groot en omisbaar onderdeel uitmaken van het bestaan.